Immunotherapie voor patiënten met allergische rhinoconjunctivitis (AR) met of zonder astma

Initiatief: NVvA Aantal modules: 21

Startpagina - Allergeen immunotherapie (AIT)

Waar gaat deze richtlijn over?

  • Module 1: Therapie en contra-indicaties
    De aanbevelingen hebben betrekking op behandelopties en toedieningswijze, het combineren van behandelingen en de behandeling van verschillende soorten allergie (seizoensgebonden en niet-seizoensgebonden bijvoorbeeld. Daarnaast worden er aanbevelingen gedaan over wanneer te starten en te stoppen met de therapie, alsmede wat de indicaties en (absolute) contra-indicaties zijn.
  • Module 2: Allergie immunotherapie en astma
    De aanbevelingen hebben betrekking op aandachtspunten bij het behandelen en indiceren van patiënten met astma.
  • Module 3: Voorwaarden
    De aanbevelingen hebben betrekking op voorwaarden voor behandelaren en setting maar ook het vergroten van de kennis over allergie immunotherapie onder behandelaren.

 

Voor wie is deze richtlijn bedoeld?

Deze richtlijn is geschreven voor alle leden van de beroepsgroepen die betrokken zijn bij tweede- of derdelijns zorg voor volwassenen en kinderen met of zonder astma die behandeld worden met allergeen immunotherapie voor inhalatie allergie van de bovenste luchtwegen. Dit zijn bijvoorbeeld internist-allergologen, kinderartsen, KNO-artsen, longartsen en dermatologen. Voor de eerste lijn wordt verwezen naar de NHG-Standaard ‘Allergische en niet-allergische rhinitis’. Daarnaast is deze richtlijn ook van grote waarde voor de patiënten, in deze richtlijn vertegenwoordigd door de Vereniging van Allergie Patiënten (VAP).

 

Voor patiënten

Meer informatie over Immunotherapie voor patiënten met allergische rhinoconjunctivitis (AR) met of zonder astma is te vinden op Thuisarts.

Volgende:
Therapie en contra-indicaties