Artikelen
Artikelen - Uit de academie: Behandeling met methotrecaat (2019-05)
Vergelijking van dermatologische en reumatologische richtlijnen
F.T.M. Busger op Vollenbroek, C.J.M. Doggen, R.W.A. Janssens, H.J. Bernelot Moens
Methotrexaat (MTX) wordt veel gebruikt als behandeling voor psoriasis en artritis psoriatica (PsA). Reumatologische en der- matologische richtlijnen om MTX-geïnduceerde bijwerkingen te voorkomen verschillen in aantal en frequentie met betrek- king tot bloedtesten. Deze verschillen zijn niet gebaseerd op gegevens die wijzen op een hoger risico voor patiënten met psoriasis in vergelijking met PsA of reumatische artritis (RA). Dit roept de vraag op of meerdere testen de veiligheid verho- gen, of resulteren in vals-positieve signalen die mogelijk lei- den tot vroegtijdig staken van een effectieve behandeling.
Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is het vergelijken van MTX-moni- toringstrategieën door reumatologen en dermatologen met betrekking tot de duur van het gebruik van MTX, redenen voor staken en veiligheid.
Methoden
Retrospectieve follow-up van patiënten met psoriasis behan- deld door dermatologen of met PsA behandeld door reumato- logen. Patiënten die tussen 2006 en 2012 begonnen met (MTX) met een geplande follow-up door dermatoloog of reumatoloog werden geïncludeerd. Exclusiecriteria waren: geneesmiddel niet gestart na het eerste recept of onvolledige beschikbaar- heid van laboratoriumgegevens.
De volgende gegevens werden geëxtraheerd uit het (elektro- nisch) patiëntendossier: begin- en einddatum en dosering van MTX; behandeling met foliumzuur en dosis; redenen voor het staken van MTX; aantallen bloedmonsters en soorten labora- toriumtesten en aantal afwijkende uitslagen; optreden van ernstige bijwerkingen (SAE).
Resultaten (figuur 1)
Er werden 190 patiënten met psoriasis en 196 patiënten met PsA geïncludeerd. Leeftijd en geslacht waren vergelijkbaar. PsA-patiënten gebruikten hogere initiële en maximale doses MTX en foliumzuur. Psoriasispatiënten hadden een hogere frequentie van abnormale laboratoriumresultaten (0,14 vs 0,03 per behandelmaand, p < 0,001). Dat resulteerde in een opvallend verschil in staken van MTX bij afwijkende leverenzymen (15,8% versus 3,6%, p < 0,001). Bij PsA-patiënten werd MTX minder vaak gestaakt vanwege ineffectiviteit (15,8 versus 24,2%, p < 0,05) wat leidde tot langer gebruik van het genees- middel in de eerste behandelingskuur (37,4 ± 30 versus 18,8 ± 19,1 maanden). Er waren geen significante verschillen in het voorkomen van SAE (per behandelmaand 0,0041 bij psoriasis- patiënten versus 0,0038 bij PsA-patiënten) of overlijden (1,6% bij psoriasispatiënten versus 2,0% bij PsA-patiënten). Zieken- huisopnames in verband met infectie werden geregistreerd bij 6 PsA- versus 4 psoriasispatiënten (3,1 versus 2,1%).
Figuur 1. Het continueren van de methotrexaatbe- handeling voor psoriasis door dermatologen en voor arthritis psoriatica door reumatologen (logrank test: p < 0,001).
Conclusie
De intensievere bloedcontroles door dermatologen resulteer- den in meer afwijkende bevindingen die het gebruik van MTX bekortten (lagere drug survival). De beperkte monitoringstra- tegie door reumatologen was niet geassocieerd met meer ernstige bijwerkingen. Dit onderzoek biedt geen steun voor een intensieve monitoring zoals aanbevolen in de richtlijn van dermatologen. Verder onderzoek is wenselijk om te bevestigen dat een lagere intensiteit van de monitoring van het gebruik van MTX veilig en doelmatig is.
Correspondentieadres
René Janssens
E-mail: r.janssens@zgt.nl