We streven er naar
dat iedereen lekker
in zijn vel zit.

Artikelen

Interne geneeskunde - Een beenwond, Venetiaans ceruse en de dood in bad (2020-10)

Verborgen dermatologie in de schilderkunst 

Jubileum nummer

Artikel in PDF
Hans C. Ablij

Huidaandoeningen liggen letterlijk aan de oppervlakte. Geen wonder dat huidaandoeningen terug te vinden zijn in kunstwerken en dan op vooral schilderijen. Het vergt dan een geduldig en een geoefend oog te ontdekken om welk dermatologische euvel het gaat. Er zijn echter ook schilderijen waarop de huidaandoening niet zichtbaar is in de verflaag, hoe lang en secuur je ook kijkt. Het aandachtig zoeken moet zich dan richten op de geschiedenis van de persoon in kwestie. In de volgende voorbeelden komen we dan terecht in de tijd van de Tudordynastie in het Engeland van de zestiende eeuw en in de tijd van de Franse Revolutie. 

 Hoeveel tijd en liefde een kunstenaar in zijn kunstwerk steekt, zo weinig tijd nemen we soms om bij een kunstwerk stil te staan. We kijken, aanschouwen en bewonderen, de ene keer van een afstand, dan weer met het hoornvlies bijna tegen het canvas of het marmer om de details vol verwondering tot je door te laten dringen. Sommige kunstwerken worden goeddeels genegeerd bij een gang door het museum: te veel te zien en te weinig tijd. Er zijn ook schilderijen die je maar moeilijk loslaten en waar je het liefst binnen zou willen stappen, als figurant of toeschouwer. Je wilt de personen op het doek horen praten en lachen, je wilt het eten ruiken dat op tafel staat, op een zeventiende eeuwse kruk gaan zitten om een hapje mee te eten, de muziek horen die gespeeld wordt. Kortom, je wilt deel worden van de handeling. Ieder kunstwerk heeft meerdere verhalen in zich, waarvan het onderwerp van het kunstwerk er maar één van is. Er zijn vele verhalen te ontdekken achter het kunstwerk, bijvoorbeeld die van het leven van de kunstenaar zelf, of de reden waarom hij het kunststuk maakte. Er zijn ook onderwerpen waarbij er onder de eerste verflaag een onverwacht verhaal zit. En als je je hierin gaat verdiepen, kun je zomaar worden meegezogen in de geschiedenis van de persoon op het doek en de periode waarin hij of zij leefde. Ook dáár ligt, naast verwondering en genot, de kracht van kunst: verder kijken dan je neus lang is en jezelf het plezier gunnen om de geschiedenis van de kunstenaar, het kunstwerk en het onderwerp te achterhalen, waarbij de achtergrond tegen welke en omstandigheden waaronder het werk is ontstaan vrijwel zonder uitzondering de moeite waard zijn om je in te verdiepen.

In 1992 hebben dermatoloog Marianne Crijns en kunsthistoricus Riek van Leeuwen in het boek Huidziekten in de beeldende kunst een prachtig overzicht gegeven van dermatologische aandoeningen in de beeldende kunst, en dan vooral in de schilderkunst. Het boek is geïllustreerd met tal van voorbeelden en beschrijft uiteenlopende periodes, van de middeleeuwen tot de moderne tijd. Soms was de huidziekte zelf het onderwerp, maar meestal betrof het ‘toeval’, omdat degene op het doek een huidaandoening had die nu eenmaal zichtbaar was en in het blikveld van de kunstenaar lag. De huidaandoeningen liggen letterlijk altijd aan de oppervlakte, waarbij het soms overduidelijk is waaraan de persoon leed, maar waarbij soms ook geduld en een geoefend oog nodig is om te ontdekken waar het dermatologische euvel zich bevindt. Er zijn ook schilderijen waar de huidaandoening van het betreffende onderwerp in het geheel niet in de verflaag te vinden is, hoe lang en secuur je ook kijkt. Het aandachtig zoeken zal zich dan moeten richten op de geschiedenis van de persoon in kwestie. In de volgende voorbeelden komen we dan terecht in de tijd van de Tudordynastie in het Engeland van de zestiende eeuw en in de Franse Revolutie.

Henry VIII, medisch detective met een dermatologisch luchtje 

Henry VIII kwam in 1509, op 15-jarige leeftijd, als tweede Tudorkoning op de troon van Engeland. Zijn vader had in 1485, tijdens de slag bij Bosworth, de Engelse kroon veroverd van Richard III (Wars of the Roses). 

Henry was als jongvolwassene knap, atletisch, innemend en intelligent, én hij was geïnteresseerd in kunst en wetenschap. Naarmate hij ouder werd, veranderde hij echter van karakter. Hij werd in toenemende mate achterdochtig en wreed naarmate de jaren verstreken. Anna Boleyn, zijn tweede echtgenote en moeder van de latere koningin Elizabeth I, werd in 1536 onthoofd. Filosoof en humanist Thomas More, een van Hendriks intiemste vrienden en belangrijkste adviseur tijdens zijn beginperiode als koning, eindigde een jaar eerder op het schavot. In 1542 liet Henry ook zijn vijfde vrouw, Catherine Howard, op 19-jarige leeftijd onthoofden. De redenen waren divers: Anna Boleyn werd beschuldigd van overspel en incest met haar broer, Thomas More werd veroordeeld voor zijn openlijke kritiek op Henry’s scheiding van Catherine van Aragon - hetgeen de stichting van de Anglicaanse Kerk inluidde, en de ietwat onnozele en flirterige Catherine moest een vermeende buitenechtelijke relatie met de dood bekopen. Bij de reconstructie van de levensloop van Henry vallen dus zijn veranderde fysionomie en toenemende hardvochtigheid op. Als we zijn portretten op chronologische volgorde naast elkaar zetten, zien we het historisch bewijs dat zijn lichaamsgewicht hand over hand toenam. Op de laatste twee schilderijen van Hans Holbein de Jongere is de koning nog redelijk flatteus afgebeeld, maar de beschrijvingen van tijdgenoten laten geen twijfels bestaan over de werkelijk omvang van Henry. Wat ook opvalt, is dat zijn extremiteiten in deze gewichtstoename gespaard blijven, én dat zijn kleine mond en dunne lippen dezelfde zijn als op het schilderij waar hij als de jonge tiener, Arthur Tudor, Prince of Wales, staat afgebeeld. Wat we echter niet zien op de schilderijen, is de chronische wond aan één van zijn onderbenen waar hij al jaren door werd geteisterd. Wat was begonnen met kleine kneuzing na een val van zijn paard tijdens een ridderspel, ontwikkelde zich in de jaren erna als een kwalijk riekende en etterende beenwond die almaar groter werd en geen enkele genezingstendens liet zien. Het been moest op enig moment vrijwel dagelijks worden verbonden en de stank die daarbij vrijkwam was niet te harden. Voor de tiener Catherine Howard zal dit mogelijk tot walging hebben geleid en haar seksuele opwinding voor de koning in de kiem hebben gesmoord. Als we alles op een rijtje zetten en als medisch detective een schuldige willen aanwijzen, dan komen we hoogstwaarschijnlijk uit op de ziekte van Cushing: overgewicht met normale ledematen en een vollemaansgezicht. De beenwond werd mogelijk veroorzaakt door necrobiosis lipoïdica bij diabetes mellitus, al dan niet gepaard gaande met secundaire infecties. Maar daar is, zoals gezegd, niets van te zien op de schilderijen. Henry staat er fier bij, alsof er geen vuiltje aan de lucht is, met onder zijn linker knie de Orde van de Kouseband. 

De verbleking van Elizabeth I 

Na de dood van Henry VIII in 1547, volgde zijn jongste zoon hem op als Edward VI. De negenjarige nieuwe koning van Engeland was de zoon van Henry’s derde vrouw, Jane Seymour. De goedhartige en protestantse Edward was ziekelijk en overleed al op 16-jarige leeftijd, waarschijnlijk aan tuberculose. Hij werd - tegen zijn uitgesproken wens die hij voor zijn dood meerdere malen uitte - opgevolgd door de fanatieke katholieke Mary I Tudor, de enige dochter uit het huwelijk van Henry VIII en Catherina van Aragon. Haar bijnaam ‘Bloody Mary’ heeft ze te danken aan de vervolgingen en vele executies van protestanten die plaatsvonden tijdens haar regeerperiode. Na 11 jaren van hardvochtig bewind tegen alles wat protestants was, overleed ze in 1558. Elizabeth, de dochter van Henry VIII en Anna Boleyn, was 25 jaar toen ze de kroon van Mary I overnam. Ze was overtuigd protestants, maar van religieus fanatisme moest ze niets hebben. Ze kan beschouwd worden als de eerste verlichte vorst van Engeland die alle Engelsen wilde verenigen, ongeacht hun religieuze overtuigingen. Met Henry VIII als vader konden Mary en Elizabeth niet bepaald terugkijken op een harmonieus en liefdevol gezinsleven. Elizabeth verloor op 3-jarige leeftijd haar moeder en Mary werd haar moeder grotendeels ontnomen doordat Catherina van het hof werd verbannen, om vervolgens haar leven te slijten in een kasteel ver buiten London. De protestantse Elizabeth en de katholieke Mary hadden dus een familieband die door religie en intriges uit elkaar werd getrokken. Mary heeft zelfs met de gedachten gespeeld om Elizabeth te verbannen of zelfs te laten executeren. Daar is het niet van gekomen. De bloedband die ze hadden en hun doorgemaakte getroebleerde jeugd, waren mogelijk de oorzaken dat Mary aan het eind van haar leven toenadering zocht tot haar halfzus en haar opvolging op zijn beloop liet.

Er zijn vele portretten van koningin Elizabeth I geschilderd. Als tiener en jonge vrouw wordt ze met haar rossige haar en slanke gezicht en gestalte, als een goede partij voor eventuele huwelijkskandidaten afgebeeld. Velen hebben naar haar hand gedongen in haar jonge jaren - en ook later - niet in de laatste plaats om een koninklijke en machtige alliantie te smeden met Engeland. De Virgin Queen is echter altijd vrijgezel gebleven en met haar dood kwam er een einde aan de Tudordynastie. Op latere schilderijen lijkt haar gezichtshuid steeds meer te verbleken. Hoewel Engelsen van zichzelf al wat aan de bleke kant zijn, speelt er bij Elizabeth nog wat anders. In 1562, toen ze 29 jaar was, kreeg ze hoge koorts en werd ze ernstig ziek. Gedurende een week hing haar leven aan een zijden draadje en was men op de achtergrond al bezig met haar opvolging. Hoewel Elizabeth het aanvankelijk niet wilde geloven, bleek de diagnose pokken te zijn. Ze overleefde de ziekte ternauwernood, maar wat niet overleefde was haar schoonheid. De pokken hadden zichtbare sporen achtergelaten in haar gezicht. Om dit te bedekken smeerde ze haar gezicht in met Venetiaans ceruse, een mengsel van water, azijn en lood, dat men in de zestiende eeuw gebruikte als cosmetisch bleekmiddel voor de huid. De witte kleur werd veroorzaakt door het witlood dat in het mengsel zat. Veelvuldig en langdurig gebruik was niet ongevaarlijk, waarbij ernstige huidafwijkingen en haaruitval vrijwel altijd als bijwerkingen optraden en loodvergiftiging tot de dood kon lijden. Het blijft speculatief of Elizabeth daadwerkelijk Venetiaans ceruse heeft gebruikt, of toch misschien een ander wittend middel. Ze is tenslotte 67 geworden, wat pleit tegen chronisch gebruik van lood. Hoe dan ook, de toenemende witte kleur van haar gezicht op de schilderijen die na haar dertigste zijn gemaakt, pleit voor het gebruik van enig middel om haar littekens te verbergen - en om haar schoonheid te vereeuwigen.

Marat en de dood in bad 

De onverzoenlijke journalist en jakobijn Jean-Paul Marat voedde met zijn geschriften en vurige toespraken de bodem die tot de bloedigste periode uit de Franse Revolutie leidde: Le Terreur. Duizenden (vermeende) tegenstanders van de revolutie werden geguillotineerd tijdens dit jakobijnse schrikbewind. De hoeveelheid bloed die aan de handen van Marat kleefde, deed niet onder voor de hoeveelheid bloed aan de handen van Robespiere, Danton en Saint-Just, om er maar eens een paar te noemen. Schuld was in deze periode niet van belang, dat was de stellige overtuiging van Marat. De collaterale schade van de dood van onschuldigen zou uiteindelijk rust, vrijheid en geluk garanderen voor de rest van het volk. Uiteindelijk moesten ook de koppen rollen van Louis XVI en zijn echtgenote Marie-Antoinette, niet op instigatie van Robespierre, die de executie van de Bourbons onverstandig vond, maar door de opstelling van de hardvochtige Marat. Marats uitzinnige radicalisme en moordlust begon zich na 1793 tegen hem te keren. Er kwam vooral protest en tegenstand vanuit de hoek van de girondijnen, een gematigder factie, maar zeker niet zachtzinnig. De girondijnen dolven het onderspit in de machtsstrijd die ontstond, hetgeen uiteraard resulteerde in de onthoofding van de leiders. Marat werd steeds meer vermeden in de schizofrene angstcultuur die er heerste, waarbij iedereen iedereen kon aanwijzen als antirevolutionair en met de wijsvinger een doodvonnis kon vellen. En zelfs Danton vermeed Marat - en terecht, bleek later -, niet alleen uit politieke overwegingen of angst, maar ook door de zure stank die Marat met zich meedroeg. Marat had al enkele jaren te kampen met een huidziekte die mogelijk was ontstaan in 1790, toen hij een tijdje ondergedoken zat in de Parijse riolen. Zijn aandoening ging gepaard met blaarvorming en een onbedwingbare jeuk over zijn gehele lichaam. Om het overdag enigszins draaglijk te maken had hij regelmatig doeken bij zich, gedrenkt in azijn. Hij legde die dan over zijn hoofd en gezicht om de pijn te verzachten en de jeuk te verminderen, waarbij mogelijk het warme badwater ook een rol speelde in zijn snelle dood. Als hij thuis was bracht hij zijn tijd grotendeels door in bad. Dit was blijkbaar de enige manier om de symptomen tegen te gaan en hem enig comfort gaven. Zijn bad was zijn werkplek, maar werd ook zijn doodsbad. Op 13 juli 1793 lukte het de girondijnse Charlotte Corday om onder valse voorwendselen Marats kamer te betreden, zogenaamd om een lijst met antirevolutionairen op te stellen. Tijdens het dicteren van de namen was één diepe steek met een keukenmes in Marats borst voldoende; hij overleed vrijwel direct, mogelijk ook door toedoen van het warme badwater. Corday werd opgepakt en eindigde enkele dagen later onder de guillotine. De dood van Marat is door verschillende kunstenaars op doek gezet. Het schilderij van zijn vriend Jacques-Louis David, zelf een jakobijn van de radicaalste soort, is echter het meest oorspronkelijke. De twee waren goede vrienden en zij hadden dezelfde ideeën over de revolutie en de toekomst van Frankrijk. David was de dag voor de moord nog bij Marat op bezoek gegaan. Het bad, de doeken over het werkblad, het doek om zijn hoofd, het houten tafeltje met daarop het potje inkt en de schrijfveer; David heeft het tafereel geschilderd zoals hij het de vorige dag nog herinnerde, toen Marat nog levend en wel in bad lag. En op het schilderij hangt de dode Marat met hoofd en arm buiten het bad. Een herdefiniëring van een stilleven.

Er is een brede differentiaaldiagnose van Marats huidaandoening: eczeem, dermatitis herpetiformis, een geslachtziekte, schurft enzovoort. Omdat de klachten begonnen na zijn verblijf in de Parijse riool - in ieder geval volgens Marat zelf en er is weinig reden om aan zijn verhaal te twijfelen - is de meest waarschijnlijke verklaring dat er sprake was van een schimmelinfectie, waarbij secundaire bacteriële infecties de zaak verergerde. Alle bovenstaande dermatologische diagnoses zijn speculatief. Het is niet meer te achterhalen aan welke (huid)ziekten de bovengenoemde personen daadwerkelijk hebben geleden. Dat kan ook niet met de gebrekkige informatie die we tot onze beschikking hebben. En bovendien: dermatologie is een visueel vak en naar kunst kijken is een visuele bezigheid. Als de huidaandoening niet in de verflaag zit, dan ís er geen huidaandoening. Of misschien toch wel, maar dan moet je ook achter het schilderij kijken. Je stapt dan tijdelijk uit de wereld van de dermatologie, maar dat is ook de bedoeling en het mooie van kunst. 

Correspondentieadres 

Ir. Hans C. Ablij
E-mail: hcablij@me.com