We streven er naar
dat iedereen lekker
in zijn vel zit.

Artikelen

Interview met oud voorzitter - In gesprek met Theo Starink: “Zonder wrijving geen glans” (2019-02)

Artikel in PDF
F. Meulenberg, J.J.E. van Everdingen

Theo Starink is, naar eigen zeggen, een man van weinig woorden. Geen wonder dat hij aan drie woorden genoeg heeft om zichzelf te typeren: “Gedreven, perfectionistisch, zoeker.” Desondanks laat hij zich ruim 2.000 woorden ontfutselen over dermatologie als uniek product, het belang en zijn liefde voor dermatopathologie, de voldoening die het schenkt om jonge mensen op te leiden en te zien floreren, alsook zijn grote liefde voor kunst in het algemeen en beeldhouwen in het bijzonder.

Hoe bent u voorzitter geworden van de NVDV?
“Ik was vicevoorzitter in het bestuur dat in 1992 aantrad met Martino Neumann als voorzitter. Na het verstrijken van zijn zittingstermijn ben ik doorgeschoven naar het voorzitterschap (1992-1995). Ik stond niet echt te popelen maar het behoorde tot de zaken die op je weg kunnen komen en moeten gebeuren en waar je, tot je verrassing, veel van leert en veel voldoening aan ontleent.”

Draagvlak

Wat voor eigenschappen moet iemand hebben om een goede voorzitter te zijn? “Goed luisteren en vragen naar meningen, dus de leden zo goed mogelijk proberen te betrekken. Daarnaast het uitdragen van het belang van het geheel en de noodzaak tot een voldoende mate van eensgezindheid en samenwerken. Niet te vergeten: draagvlak creëren, daarna besluiten nemen en toezien op de uitvoering daarvan.” Het slotakkoord van zijn antwoord op deze vraag komt met enige bescheidenheid: “Over voldoende wijsheid beschikken om te weten waar het naartoe moet. Een gezaghebbend leider willen zijn zonder te domineren.”
Welke eigenschappen had u wel en welke niet? “Zelf heb ik mij altijd het beste gevoeld in een coachende en participerende rol en ik denk dat dat wel gelukt is. Echter, de omgang met weerstanden en de noodzaak tot herhalen en samenvatten konden mijn geduld soms danig op de proef stellen.” De herinnering daaraan doet hem nu nog steeds licht huiveren. “Dat speelde overigens meer bij ledenvergaderingen dan bij bestuursvergaderingen.”
Wat was in uw eigen ogen uw missie? “Missie is wel een beetje groot woord voor mijn eerste bestuursperiode. Ik had wel duidelijke doelen. Dat waren het bewaken van de voortgang van de gang van zaken in de vereniging zoals kwaliteitsbeleid, visitaties en de opleiding en (na)scholing, die in die tijd overigens goed op de rails stonden. Als clinicus en generalist propageerde ik altijd het op hoog niveau beoefenen van het vakgebied in alle aspecten, dus basis en deelgebieden.” Starink was destijds de enige vertegenwoordiger van de academie in het bestuur en dat maakte dat hij naast bewaking van de belangen van de perifere leden ook oog had voor de belangen van de academische leden. “In mijn tweede bestuursperiode onder Roland Koopman had ik als vicevoorzitter/voorzitter Concilium voor mijn gevoel wel een duidelijke missie namelijk de opleidingsvernieuwing.”

Credits

Wat hebt u in uw bestuursperiode bereikt en wat niet? De vraag leidt tot een diepe zucht. “Dat is lang geleden en de historische bronnen uit mijn periode zijn helaas verloren gegaan. In die tijd zal er nieuwe regelgeving rond de opleiding tot stand zijn gekomen en zijn het secretariaat en een aantal bestuursactiviteiten geprofessionaliseerd. De eerste tijd kwam het bestuur nog bijeen bij de secretaris, Guus Glastra, thuis in Laren met uitzicht op de tuin, maar vrij spoedig werd dat het gebouw van de VVAA op een industrieterrein.” Hij is er de man niet naar om alle credits voor zichzelf op te eisen, zo blijkt: “Met alle hulde voor de uitstekende hulp van Shirley Kwee, een gouden kracht en de eerste secretaresse van de NVDV.” Het gebrek aan geschreven documenten blijft Starink parten spelen: “Met uitzondering van enkele eigen aantekeningen, zoals een paar A-4tjes met afscheidswoorden uit 1995 zijn de belangrijkste wetenswaardigheden uit die tijd in de vergetelheid geraakt...” Starink komt op stoom, als hij spreekt over zijn tweede bestuursperiode: “Als opleider heb ik van 1988-2013 in het Concilium gezeten, een van de belangrijkste commissies van de vereniging. Daarbij was ik ruim vijftien jaar ook voorzitter van de COCOM en heb ik met de andere commissieleden het aios-onderwijs verder vorm gegeven. Rond 2005-2009 was ik zelfs voorzitter van het Concilium en had ik uit hoofde daarvan ook zitting in het bestuur. In die tijd werden alle opleidingen met hulp van onderwijskundigen grondig en op een professionele wijze geherstructureerd met duidelijke leerdoelen en toetsingsmomenten. Naast kwaliteitsverbetering was een ander motto ’opleiden moet weer leuk worden’. Al dat extra werk voor leden van de opleidingsteams leek allesbehalve leuk, maar voor mij heeft die professionalisering van de opleiding met de in aantal sterk toegenomen feedback- en beoordelingsmomenten van de aios het opleiden wel degelijk aantrekkelijker gemaakt. Ik ben naast clinicus meer leraar dan onderzoeker en mijn voldoening en energie ontleende ik vooral uit de professionele groei van aios en studenten.” Afrondend en kijkend naar het heden: “De opleiding is landelijk bezien evenwichtiger geworden en in onderwijskundig opzicht aanzienlijk verbeterd.”
En vakinhoudelijk? ”Ik heb in 1988 de Nederlandse Werkgroep voor Dermatopathologie opgericht waarvan ik tot 2014 voorzitter was en heb de NVDV vertegenwoordigd in het International Committee for Dermatopathology. Dermatopathologie is van oudsher mijn grote liefde binnen de dermatologie. Dat gaat flitsend snel en die microscopische verdieping naast de kliniek maakt het mogelijk om op diagnostisch gebied van 1+1=3 te maken. Ook bracht dat veel goede contacten en samenwerkingsverbanden met zich mee.”
Hebt u ergens spijt van? Het antwoord is verrassend kordaat: “Nee.”

Ongewilde stalker

Hebt u een aardige anekdote voor ons? Wat mij als eerste te binnen schiet is een voorval toen ik na mijn afscheid van het VUmc een uitnodiging kreeg van de dermatologen van het Bernhoven ziekenhuis met Roland Koopman als oud-voorzitter NVDV, Ronald Frank als oud-lid COCOM en Martine Timmermans als oud-aios. Dat was een heel bijzondere geste. We spraken af dat ik de Audi van Ronald/Roland zou volgen als die uit de parkeergarage van het ziekenhuis kwam. Ik volgde de eerste Audi die uit het donker van de parkeergarage verscheen. Die was wat ouder dan ik mij bij Ronald/Roland had voorgesteld, evenals het rijtjeshuis waar wij na twintig kilometer aankwamen. Daar stapte een dame uit die zich zichtbaar gestalkt voelde. Na korte uitleg werd ik op het juiste pad gezet en konden wij enigszins verlaat aan tafel voor een voortreffelijk (afscheids)diner.”
Wat was in uw tijd de kracht van de NVDV? “Dermatologen zijn redelijke mensen met een positieve instelling die plezierig met elkaar omgaan, zonder veel conflicten. Overigens is dat altijd al zo geweest en is dat nog steeds zo.” En wat was de zwakke kant? “Die sterke kanten en bescheidenheid hebben als keerzijde dat men voor het grote publiek minder goed zichtbaar en herkenbaar is. Bij dermatologen wil dat ook nog wel eens leiden tot het calimero-effect en pikordefrustratie ten opzichte van andere specialisten in het ziekenhuis. Volkomen onterecht want als men kwaliteit levert, is er geen gebrek aan waardering en bij die insufficiëntiegevoelens zit het feitelijke probleem bij de in schijn grote en sterke collega-specialist die de eigen insufficiëntiegevoelens maar al te graag op een ander projecteert.”
Met welke tegenkrachten kreeg u te maken? “Je blijft altijd verschillen van inzicht houden en dat is goed, want zonder wrijving geen glans. Er blijft altijd spanning tussen het belang van de basis van de dermatologie en een aantal deelgebieden en grensgebieden. Die spanning wordt in belangrijke mate bepaald door de vergoedingensystematiek en dan wint helaas de inhoud van de portemonnee het van de inhoud van het vakgebied. De kern van de dermatologie is en blijft de klassieke dermatologie met de morfologie. Onze competenties in de vorm van goed kunnen kijken, het systematisch tot een diagnose komen en het behandelen van veelal chronische huidziekten zijn uniek. Veel van onze handvaardigheden zijn dat niet. Andere specialismen eigenen zich ook die vaardigheden toe. Beter een uniek product leveren dan proberen om de beste te zijn van een aantal ‘producenten’. Dat neemt natuurlijk niet weg dat men ook zelf het overgrote deel van de afwijkingen die men diagnosticeert op kwaliteitsniveau moet kunnen behandelen. Niet meer, niet minder. Dat zal voor sommige beroepsgenoten te beperkend zijn, maar dat willen nog wel eens de personen zijn die verzuimen om KOH-preparaten te maken en daarmee het niveau van ons vak reduceren en de basis ondergraven.” Voor het eerst klinkt Starink schamperend.

Slagzinkunde

Stel dat u een slagzin voor de NVDV zou moeten bedenken: hoe zou die luiden? “Daar ben ik niet goed in. Voor het ontwerp van ons logo hebben wij destijds als bestuur ook professionals ingeschakeld. Persoonlijk kijk ik nog steeds met veel genoegen naar het resultaat. Ik zou in zo’n slagzin wel de breedte van de dermatologie terug willen zien: onze kijkvaardigheid, dienstbaarheid, toegevoegde waarde en zo mogelijk een artistiek element.”
Hebt u een motto? ’Samen-werken’ maar dan wel met een duidelijk accent op ’werken’. Voor de beeldhouwer Rodin was een belangrijk motto “Travailler, toujours travailler”; dat hield hij ook voor aan de dichter Rainer Maria Rilke die toen nog zoekende was. Rodin was zeker een workaholic, maar de betekenis van dat motto is meer overeenkomstig het motto van de schilderbeeldhouwer Matisse: “N’attendez pas l’inspiration. Elle vient pendant que l’on travaille” (“Wacht niet op inspiratie. Ze komt terwijl wij werken”). Die vonk samen ervaren, schept des te meer voldoening.”
En schets een fata morgana van de NVDV over pakweg tien jaar... “Het vakgebied en de vereniging zullen zich verder ontwikkelen waarbij de klassieke dermatologie de basis zal blijven met meer inbreng van kunstmatige intelligentie en dermatologische gezondheidsapps. De behoefte aan dermatochirugie zal toenemen, maar deels verschoven worden naar andere categorieën zorgbeoefenaren en de vraag naar dermatocosmetiek zal wel stijgen. Over die evolutie heb ik geen zorgen. Wat mij wel zorgen baart, is de afname van het werkplezier en de toename van burn-outklachten. Nogal wat oudere dermatologen maken een minder gemotiveerde indruk, niet zo zeer voor de puur medische kant, maar voor de bijkomende zaken: de overmaat aan regelzucht en controledwang wordt inmiddels breed gesignaleerd maar het antwoord hierop is nog niet gevonden. Ook bij aiossen zijn burn-outklachten een punt van zorg. Werkplezier is essentieel. Dat goede regelgeving zinvol en niet-knellend kan zijn en zelfs tot meer werkplezier kan leiden heb ik zelf mogen ervaren bij de opleidingsvernieuwing.”

Geheimen

En kunt u nog iets vertellen over u zelf wat vrijwel niemand weet... “Dat ik een liefhebber van beeldende kunst en museumbezoek ben, zullen veel dermatologen weten. Ik heb altijd al een kunstelement in mijn dermatologische presentaties verwerkt en bij de sollicitaties van een aios vroeg ik ook altijd naar interesse op het gebied van beeldende kunst. Een dermatoloog is per slot van rekening een echt ‘Augentier’. Dat het kijken naar kunst de diagnostische vaardigheden vergroot, is onder meer aangetoond door onze collega Prof. Braverman, emeritus hoog- leraar aan Yale University. Inmiddels is het kijken naar kunst dan ook in meerdere geneeskundecurricula geïmplementeerd. Voor de klinische blik is onbevangen kijken en een bepaalde mate van verbeelding nodig en dat is tot op zekere hoogte te oefenen en te leren. Anders dan in dit tijdschrift wel eens is gesteld, is die klinische blik wel degelijk van toegevoegde waarde. Kunst bevordert ook de competentiereflectie en kan als krachtig tegenwicht fungeren bij onder meer tegenslag. Voor mij is het in ieder geval natuurlijker geweest dan mediteren en mindfulness, maar het raakt daar wel aan.”Dan lekt er toch een bekentenis uit: “Wat niet veel dermatologen zullen weten is dat ik bij mijn afscheid van het VUmc van de staf twee steenbeitels en drie maanden beeldhouw- cursus op proef heb gekregen. Dat is het meest waardevolle afscheidscadeau gebleken want ik besteed nu gemiddeld zo’n vijftien uur per week aan beeldhouwen in steen. Het terugkerende thema is de menselijke figuur en dat zal wel ingegeven zijn door de geneeskundige achtergrond. Dat uitbeelden in steen is een andere wijze van vormen en vrijmaken van materie/mogelijkheden dan het eerdere opleiden van aiossen en studenten, maar geeft evenveel voldoening. Bovendien is het met mijn werkzaamheden in het LUMC ook nog eens ‘en-en’.” Zijn zoon is ook dermatoloog. “Markus heeft altijd zijn eigen weg willen gaan. Misschien was dat naar aanleiding van een onuitgesproken les van zijn vader over dat men alles zelf moet ervaren. Mogelijk bestonden andere lessen ook meer uit het meemaken van rolpatronen en voorbeelden dan uitgesproken lessen (ik ben namelijk iemand van weinig woorden, colleges en dergelijke uitgezonderd, en dat wil nog wel eens een klacht van mijn vrouw zijn). Hij gaf daarbij zijn ogen goed de kost en had daarnaast niet veel meer nodig. Markus heeft wel nadrukkelijk mijn colleges willen volgen en het coschap speciaal in het VUmc willen lopen. Daarbij en misschien wel daardoor is hij inderdaad dermatoloog geworden, maar over die keuze hebben wij eigenlijk nooit gesproken. Die eigen keuzes van Markus heb ik vanzelfsprekend stilzwijgend en met vaderlijke trots toegejuicht. Markus heeft lang geaarzeld om de dermatologie in te gaan om een vergelijking met zijn vader te voorkomen. Ondanks de gelijke keuzen zijn er tussen ons heel veel meer verschillen dan overeenkomsten, maar het samen optrekken naar NVDV- en andere bijeenkomsten vinden wij beiden prettig en ik bovendien heel bijzonder.”

Eenvoud

U bent nog steeds actief op diverse fronten. Wat is uw ultieme drijfveer? “Dat klopt; ik kan de dermatologie/dermatopathologie en het opleiden moeilijk loslaten en na mijn afscheid van het VUmc heb ik in Leiden onderdak gevonden bij prof. dr. Rein Willemze met wie ik in 1988 samen benoemd ben aan de VU en nu bij zijn opvolger en onze gezamenlijke vroegere aios prof. dr. Maarten Vermeer. Ik werk daar nog op woensdag. Ik heb ook nog bij prof. dr. Peter van de Kerkhof gedurende negentien maanden een dag per week poliklinieksupervisie mogen geven. Ik ben heel blij met die mogelijkheden. Het samenwerken, het overdragen van kennis en het steeds weer iets bijleren geven enorm veel voldoening.” Het antwoord op de slotvraag: “Wat betreft mijn ultieme drijfveer: Misschien komt de drang om te willen scheppen daar het dichtste bij. Het vormgeven en zichtbaar maken, het zoeken naar schoonheid en oplossingen, het belangeloos verwonderen en zinvol bezig zijn zou je als deelaspecten daarvan kunnen zien. Uiteindelijk wil je de essentie vatten en weergeven. Om bij beeldhouwers te blijven: Brancusi, de meester van de pure vormen, zei daarover: ‘In de kunst is eenvoud geen doel, maar men komt door het benaderen van de ware betekenis, ondanks zichzelf, tot eenvoud’. Voor het arts-zijn en leraar- zijn geldt dat ook. De dermatologie en daarmee de NVDV zijn heel belangrijk geweest voor het vormgeven van mijn leven en dat zal nog wel enkele jaren doorgaan. Ik ben daar zeer dankbaar voor. Daarna zal mijn passie zich wel geheel richten op het beeld- houwen en ik kan nog lang voort om daarin het ultieme te kunnen benaderen.”

Correspondentieadres

Frans Meulenberg
E-mail: f.meulenberg@nvdv.nl