We streven er naar
dat iedereen lekker
in zijn vel zit.

Artikelen

Thema orale pathologie - Resultaten enquête onder dermatologen over mondzorg (2023-04)

Artikel in PDF
T. Rustemeyer

In december 2022 hield de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venerologie (NVDV) een digitale enquête onder dermatologen naar hun ervaringen met mondzorg, inclusief mogelijke samenwerking met tandartsen. Er vulden 96 mensen de enquête volledig in, dat is ongeveer 15% van het totaal praktiserende dermatologen.

Van de respondenten was 70,8% vrouw en 29,2% man, variërend in leeftijd van 33 tot 71 jaar. Van hen werkt 25% in een zelfstandig behandelcentrum, 65,6% in een algemeen ziekenhuis en 17,7% in een academisch ziekenhuis. De verdeling qua werkervaring was 0-10 jaar (49%), 10-20 jaar (30,2%) en meer dan 20 jaar (20,8%).

Uitkomsten

Alle dermatologen onderzoeken de mondholte tijdens het lichamelijk onderzoek, van wie 97,9% dat alleen op indicatie doet en de anderen altijd. De meest gebruikte instrumenten daarbij zijn een onderzoekslamp aan de wand of plafond (78,1%), een zaklampje (65,6%) en een tongschraper (39,6%). Alle anderen instrumenten (mondspiegel, tandartshaakje, hoeklepel, afzuigsysteem) scoorden lager dan 5%. Bij het vaststellen van een slijmvliesafwijking vervaardigde 17,7% altijd en 58,3% soms hiervan een lichtfoto.

Na constatering van een afwijking attenderen de meeste dermatologen hun patiënten hierop (zie afb. 1). Dat gebeurt 1-5 maal per jaar (43,8%), 6-10 maal (21,9%) of meer dan 10 maal (27,1%). Ter plekke volgt vervolgonderzoek om tot een diagnose te komen (69,8%), maar 12,5% kiest voor doorverwijzing naar tandarts of mka-chirurg. Voor een alternatief doch onbekend vervolgtraject kiest 17,7%. De redenen voor doorverwijzing zijn divers (zie afb. 2).

Als een dermatoloog ervoor kiest niet naar een tandarts door te verwijzen, gebeurt dit omdat hij in bijna de helft van de gevallen liever doorverwijst naar een mka-chirurg (49,0%) én omdat dermatologen aangeven niet te weten of een tandarts beschikt over voldoende kennis van het mondslijmvlies (54,2%). De eigen kennis kwalificeert 21,9% van de dermatologen als onvoldoende en 78,1% als voldoende, goed of zeer goed (zie afb. 3).

Inzake preventieve adviezen zijn dermatologen terughoudender: niet/soms (45,8%) versus vaak/altijd (54,2%). Zie afbeelding 4.

Nagenoeg alle respondenten vinden signalering van mondslijmvliesafwijkingen een taak voor de dermatoloog (94,8%) en dus ook onderwijs daarover en het uitvoeren van onderzoek: 97,9%. De respondenten deden die kennis op tijdens de studie geneeskunde (14,6%) en/of de opleiding tot dermatoloog (70,8%) en/of tijdens nascholing (77,1%). Slechts 3% antwoordde geen onderwijs hierover te hebben genoten. Men heeft ook training gehad voor de uitvoering van het mondonderzoek tijdens de studie geneeskunde (7,3%) en/of de opleiding tot dermatoloog (47,9%) en/of tijdens nascholing (54,2%). Al met al acht 65,6% zich voldoende geëquipeerd voor het afnemen van een biopt en 34,4% niet. Behoefte aan onderwijs leeft bij 80,2% van de respondenten, terwijl 19,8% die behoefte niet heeft. Deze cijfers corresponderen grotendeels met de waardering voor het gevolgde onderwijs: 31,3% geeft hiervoor een onvoldoende, terwijl 68,8% minimaal een voldoende geeft.

Contouren van een conclusie

Heuse conclusies zijn uit deze resultaten niet te destilleren. Daarvoor was de steekproef te beperkt en niet representatief. Toch doemen de eerste contouren op. Dermatologen achten het onderzoek van de mondholte en de slijmvliezen onderdeel van hun vak. Veelal voelen zij zich daartoe ook voldoende geschoold. Doorverwijzing naar tandarts of mka-chirurg gebeurt regelmatig, al leeft er enige onduidelijkheid over de kennis en competenties van tandartsen. Samenwerking tussen beide disciplines in de vorm van een structurele samenwerking ligt voor de hand, maar gebeurt in de praktijk weinig. Zoals 1 respondeert aan zijn antwoord de opmerking toevoegde: “Ik denk dat het nuttig kan zijn een betere samenwerking tussen dermatologen en mka-chirurgen op te zetten, ik heb het idee dat de vakgebieden elkaars kennis/kunde niet goed kennen”. Verkenning van mogelijke samenwerkingsverbanden was juist de reden voor een enquête zowel onder mondzorgverleners (tandartsen en mondhygiënisten) als dermatologen. Zie in deze editie het artikel over de resultaten van de enquête onder mondzorgverleners (pag. 000). Net zoals deze thema-editie opfrissing en verdieping van kennis kan geven, zouden ook gemeenschappelijke nascholingen hieraan kunnen bijdragen. Elkaar als collegae vinden en de zorg voor onze patiënten te verbeteren is een mooie opdracht voor de toekomst.

Correspondentieadres

Thomas Rustemeyer
E-mail: t.rustemeyer@amsterdamumc.nl