Dé expert
voor huidproblemen

Leidraden

Niet-verzekerde en cosmetische behandelingen in de dermatologische praktijk (leidraad)

Leidraad in PDF

Datum vaststelling: 2017
Contactadres: secretariaat@nvdv.nl

De NVDV beoogt met de leidraad een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van niet verzekerde en cosmetische behandelingen in de dermatologische praktijk. Het betreft in feite onverzekerde zorg door dermatologen, ongeacht of deze zorg binnen de muren van een ziekenhuis of extramuraal in een zelfstandig behandelcentrum (ZBC) of privékliniek wordt verleend. In deze leidraad is in sommige gevallen het onderscheid tussen puur cosmetische ingrepen en niet verzekerde behandelingen van belang. Een cosmetische behandeling betreft onverzekerde zorg zonder medische indicatie. Niet alle onverzekerde behandelingen zijn hiermee cosmetisch van aard. 

De leidraad is gebaseerd op de navolgende uitgangspunten:
1. Cliëntgerichtheid Een praktijkeenheid kent en begrijpt de behoefte en verwachtingen van de cliënt. Cliënt is hierbij een breed begrip. De organisatie vertaalt deze behoefte in een zorgproduct, dienst of zorgproces. De praktijkeenheid neemt daarbij een proactieve houding aan, door bijvoorbeeld continu de cliënttevredenheid te meten.

2. Cliëntveiligheid Cliëntveiligheid wordt hier gedefinieerd als: ‘De afwezigheid van onaanvaardbare risico’s voor de cliënt op lichamelijke en / of psychische en / of sociale schade’. Cliëntveiligheid wordt gezien als een onlosmakelijk onderdeel van kwaliteit. Dat wil zeggen dat een goed werkend veiligheidsmanagementsysteem (VMS) ook de risico’s op voornoemde schade afdekt.

3. Leiding van de praktijkeenheid De leiding van de praktijkeenheid is verantwoordelijk voor het vaststellen van de visie en missie van de praktijkeenheid. Ze vertaalt veranderingen in de zorg naar de eigen organisatie. De leiding moet weten waar ze in de toekomst met de organisatie heen wil en daarbij rekening houden met de behoeften van alle belanghebbenden. Ze stelt de organisatiedoelen vast en bepaalt de strategie om deze doelen te bereiken. Daarbij is de leiding verantwoordelijk voor het betrekken, motiveren en stimuleren van medewerkers. Ze stelt structuren vast om de doelstellingen naar medewerkers te communiceren. De leiding stelt de middelen beschikbaar om haar doelen te verwerkelijken.

4. Betrokkenheid van medewerkers Het is belangrijk dat de leiding van een praktijkeenheid haar medewerkers op alle niveaus betrekt bij onderzoek naar verbeteringen van de organisatie. De leiding van de praktijkeenheid zet de kennis en ervaring van medewerkers in voor de organisatie. Medewerkers spelen een belangrijke rol in het realiseren van de doelen van de organisatie. Daarom worden de doelstellingen ook naar alle delen van de organisatie gespecificeerd. Waar nodig kan een organisatie aanvullende training bieden om bekwaamheden van medewerkers te vergroten.

5. Indicatoren Om processen die worden gemeten, te beheersen, te sturen en te verbeteren, is het nodig om prestatie-indicatoren vast te stellen. Prestatie-indicatoren zijn als het ware de meters op een dashboard, die je helpen sturen. Aan prestatie-indicatoren wordt altijd een taakstellende norm met tijdsaspect gekoppeld, zodat de processen bestuurd kunnen worden.

6. Continue verbetering Continue verbetering is een doelstelling van de praktijkeenheid. Als hulpmiddel hierbij kan een organisatie de Deming-cirkel (plan, do, check, act) gebruiken.
- In de planningsfase van de Deming-cirkel stelt een organisatie het beleid en de doelstellingen vast. Deze doelstellingen zijn SMART gemaakt. SMART is de afkorting van Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden. Hierdoor is het mogelijk om te meten of de doelstellingen binnen het afgesproken tijdstraject zijn gehaald.
- In de do-fase vindt vervolgens de uitvoering plaats.
- De check-fase is de meetfase in de verbetercyclus. Om te weten hoever de organisatie is met het verwezenlijken van de doelstellingen, meet ze in deze fase op vastgestelde tijdstippen of stadia de (tussen)resultaten.
- In de act-fase kan de organisatie het proces bijstellen aan de hand van de gemeten (tussen)resultaten. De resultaten worden 'gewogen'. Aan de hand van de gemeten en gewogen resultaten kan de organisatie vervolgens in de volgende fase (plan) het beleid en de doelstellingen bijstellen. In die fase kan ze dan corrigerende en preventieve maatregelen vaststellen.

7. Transparantie De zorg is transparant voor alle betrokkenen: voor de leiding en medewerkers van de kliniek, voor de cliënt. Transparantie voor de cliënt betekent informatie bieden over de organisatie, over de cliëntervaringen en over de zorginhoudelijke kwaliteit. De leiding van de praktijkeenheid maakt de geleverde kwaliteit van zorg inzichtelijk. Deze informatie is beschikbaar voor (toekomstige) cliënten, zodat zij de zorg kunnen kiezen die past bij hun voorkeuren. Interne transparantie betekent dat medewerkers bekend zijn met hun bijdrage aan het resultaat. Hiertoe zijn de processen, hun onderlinge relaties en prestatie-indicatoren vastgelegd en gecommuniceerd. Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden zijn bekend.